Marcel de Heer

Wijzigingen per 1 januari 2025 in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Met ingang 1 januari 2025 zijn er diverse wijzigingen van kracht als gevolg van de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht, die gevolgen hebben voor onder andere het opstellen van een dagvaarding. Deze wijzigingen zijn dus van belang voor (alle) dagvaardingen die na 1 januari 2025 worden betekend.

Artikel 111 lid 2 sub m Rv

Met ingang van 1 januari 2025 is artikel 111 lid 2 sub m Rv van kracht geworden. De eiser moet de gedaagde in de dagvaarding wijzen op de verplichting van artikel 21 om de feiten die voor de beslissing van de rechter van belang zijn, volledig en naar waarheid aan te voeren en om gegevens, voor zover deze in de gegeven omstandigheden van belang zijn en de gedaagde daarover kan beschikken, in het geding te brengen. Daarnaast moet de gedaagde worden gewezen op de in artikel 149 genoemde rechtsgevolgen die intreden als hij de door de eiser in de dagvaarding gestelde feiten en rechten niet of onvoldoende betwist.

De achtergrond van deze aanscherping is dat, zeker in zaken waarin de gedaagde partij in persoon kan procederen, gedaagde niet altijd tijdig op de hoogte is van de noodzaak tot het vergaren van de relevante informatie en van de gevolgen als niet wordt voldaan aan de stelplicht en/of de door de eiser gestelde feiten en rechten niet of onvoldoende worden betwist.

Artikel 170 Rv

Artikel 170 regelt de wijze waarop getuigen worden opgeroepen om door de rechter te worden gehoord. In het eerste lid wordt de termijn bepaald voor de kennisgeving aan de wederpartij en de griffier van de getuigen die een partij door de rechter wil doen horen. Deze termijn voor de kennisgeving wordt aangepast naar tien dagen, voorheen was deze termijn zeven dagen. Deze aanpassing sluit aan op de termijn in artikel 87, zesde lid, waarin is bepaald dat processtukken tot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling moeten zijn ingediend. De tiendagentermijn gaat dan ook gelden voor de kennisgeving van de getuigen die een partij wil meenemen naar de mondelinge behandeling. Het doel is te voorkomen dat na de termijn waarop stukken voor de mondelinge behandeling kunnen worden ingediend, nog een verzoek van een partij kan binnenkomen om een getuige op de mondelinge behandeling te doen horen. Dit betekend dus dat ook de termijn voor het oproepen van de getuigen bij exploot (de getuigendagvaarding) verlengd wordt naar tien dagen.

Nieuwe aanzeggingen

Onderstaand treft u ter volledigheid de nieuwe aanzeggingen aan, zoals die op grond van artikel 111 lid 2 sub m Rv in de dagvaarding dienen te worden opgenomen met ingang van 1 januari 2025:

Dat de eisende en de gedaagde partij verplicht zijn om de feiten die van belang zijn voor de beslissing van de rechter volledig en naar waarheid aan te voeren; 
 
Dat de rechter de gestelde feiten of rechten die door een partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, als vaststaand moet beschouwen, behoudens zijn bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat;

Wij kunnen uiteraard niet garanderen dat de rechterlijke macht dit model altijd zal accepteren maar de KBvG meent dat deze het meest recht doet aan de wetswijziging

Overig nieuws