Wat is het geval in deze casus: Op 8 juni 2022 is er een eindvonnis gewezen, welke bij herstelvonnis van 6 juli 2022 is hersteld. Op 3 oktober 2022 wordt hoger beroep ingesteld. Nu is de vraag of appellant ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
Het antwoord luidt nee! Het Hof overwoog daarbij dat uit art. 339 lid 1 Rv volgt dat de termijn voor het instellen van hoger beroep in een gewone dagvaardingsprocedure drie maanden is, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak van het vonnis. Deze termijn is van openbare orde. Het hof dient dan ook ambtshalve die termijn te handhaven. Dat betekent dat gelet op de datum van het vonnis van 8 juni 2022 uiterlijk op 8 september 2022 de appèldagvaarding aan geïntimeerden betekend had moeten worden. Het exploot van dagvaarding is na deze termijn, namelijk op 3 oktober 2022, en dus te laat uitgebracht.
Dat het vonnis van 8 juni 2022 gevolgd is door een herstelvonnis van 6 juli 2022 en partijen van mening verschillen over de vraag of sprake is van een herstelvonnis in de zin van artikel 31 of 32 Rv maakt ook niet uit. In geen geval wordt daardoor de appeltermijn van het oorspronkelijke vonnis van 8 juni 2022 gewijzigd. Appellant is dus niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep van het vonnis van 8 juni 2022.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of appellant ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen het herstelvonnis van 6 juli 2022.
Het hof overweegt dat er wat betreft de aanvang van de hoger beroepstermijn geen onderscheid bestaat tussen (het dictum zoals uitgesproken in) het vonnis van 8 juni 2022 en de verbetering van het dictum van het vonnis met als datum 6 juli 2022.Tegen het deel van het dictum/vonnis waar de verbetering niet op ziet, loopt de hoger beroepstermijn vanaf 8 juni 2022. Voor het verbeterde deel geldt dat dit deel terugwerkende kracht heeft. Daarom krijgt het vonnis 8 juni 2022 geen, ook niet voor wat betreft het verbeterde deel, nieuwe datum. Voorts staat gelet op art. 31 lid 4 Rv geen hogere voorziening open tegen het herstelvonnis van 6 juli 2022. Appellant is daarom niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch kwam tot dit oordeel op 28 februari 2023 (ECLI:NL:GHSHE:2023:668).